• 54-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 54 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 54-jarig
verbogen 54-jarige
partitief 54-jarigs

54-jarig

  1. 54 jaren durend
    • Gedurende dit 54-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 54 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 54-jarig slachtoffer.