• 5-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 5 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 5-jarig
verbogen 5-jarige
partitief 5-jarigs

5-jarig

  1. 5 jaren durend
    • Gedurende dit 5-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 5 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 5-jarig slachtoffer.