• 43-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 43 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 43-jarig
verbogen 43-jarige
partitief 43-jarigs

43-jarig

  1. 43 jaren durend
    • Gedurende dit 43-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 43 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 43-jarig slachtoffer.