38-jarig
- 38-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 38-jarig |
verbogen | 38-jarige |
partitief | 38-jarigs |
38-jarig
- 38 jaren durend
- Gedurende dit 38-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 38 jaar
- Bij de brand viel helaas een 38-jarig slachtoffer.
- Het woord '38-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.