• 199-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 199 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 199-jarig
verbogen 199-jarige
partitief 199-jarigs

199-jarig

  1. 199 jaren durend
    • Gedurende dit 199-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 199 jaar
    • Het 199-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.