• 197-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 197 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 197-jarig
verbogen 197-jarige
partitief 197-jarigs

197-jarig

  1. 197 jaren durend
    • Gedurende dit 197-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 197 jaar
    • Het 197-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.