• 187-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 187 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 187-jarig
verbogen 187-jarige
partitief 187-jarigs

187-jarig

  1. 187 jaren durend
    • Gedurende dit 187-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 187 jaar
    • Het 187-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.