156-jarig
- 156-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 156-jarig |
verbogen | 156-jarige |
partitief | 156-jarigs |
156-jarig
- 156 jaren durend
- Gedurende dit 156-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 156 jaar
- Het 156-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.
- Het woord '156-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.