15-jarig
- 15-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 15-jarig |
verbogen | 15-jarige |
partitief | 15-jarigs |
15-jarig
- 15 jaren durend
- Gedurende dit 15-jarig tijdperk heerste er vrede.
- Wij vierden het 15-jarig bestaan van de club, dat was dus het derde lustrum.
- met de leeftijd van 15 jaar
- Een 15-jarig meisje heeft de wedstrijd gewonnen.
- De 15-jarige jongen ging naar de vierde klas van de middelbare school
- Het woord 15-jarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.