• 147-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 147 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 147-jarig
verbogen 147-jarige
partitief 147-jarigs

147-jarig

  1. 147 jaren durend
    • Gedurende dit 147-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden. 
  2. met de leeftijd van 147 jaar
    • Het 147-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.