130-jarig
- 130-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 130-jarig |
verbogen | 130-jarige |
partitief | 130-jarigs |
130-jarig
- 130 jaren durend
- Gedurende dit 130-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 130 jaar
- Het 130-jarig schildpadmannetje eet graag wortels.
- Het woord '130-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.