122-jarig
- 122-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 122-jarig |
verbogen | 122-jarige |
partitief | 122-jarigs |
122-jarig
- 122 jaren durend
- Gedurende dit 122-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 122 jaar
- Het 122-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '122-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.