• 122-·ja·ri·ge

122-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 122-jarig
    • De vulkaan werd weer actief na een 122-jarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord 122-jarige 122-jarigen
verkleinwoord

de 122-jarigev / m

  1. persoon die 122 jaar oud is of iets dat 122 jaar bestaat
    • De 122-jarige is de oudste inwoonster van het land.