104-jarig
- 104-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 104-jarig |
verbogen | 104-jarige |
partitief | 104-jarigs |
104-jarig
- 104 jaren durend
- Gedurende dit 104-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 104 jaar
- Het 104-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '104-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.