103-jarig
- 103-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 103-jarig |
verbogen | 103-jarige |
partitief | 103-jarigs |
103-jarig
- 103 jaren durend
- Gedurende dit 103-jarig tijdperk bleven de nazaten van de oprichter het bedrijf leiden.
- met de leeftijd van 103 jaar
- Het 103-jarig vrouwtje is de oudste inwoner van de gemeente.
- Het woord '103-jarig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.