• 1000-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 1000 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 1000-jarig
verbogen 1000-jarige
partitief 1000-jarigs

1000-jarig

  1. 1000 jaar durend
     Hongarije viert volgend jaar zijn 1000-jarig bestaan als staat, en oefening in het dialect van de Europese beschaving hebben we dus allesbehalve nodig.[1]
     Toch is de leer van het 1000-jarig rijk in geen enkel opzicht op Gods Woord gegrond. Ook niet op Openbaring 20. Deze leer is niets dan fantasie. Gods Woord weet er niet van. Is er dan geen 1000-jarig rijk? Zeker! Openbaring 20 spreekt daarvan. Maar het is niet iets wat in de toekomst komt. Wij leven er in, in dit 1000-jarig rijk.[2]
  1.   Weblink bron
    Viktor Orbán
    “In Hongarije won het woord” (22 juni 1999) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    H. Rijksen
    De wederkomst des Heeren in: Daniël, jrg. 18 nr. 7 (28 februari 1964), p. 1 (129) kol. 3