1-jarig
- 1-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 1-jarig |
verbogen | 1-jarige |
partitief | 1-jarigs |
1-jarig
- 1 jaren durend
- De winkel vierde het 1-jarig bestaan met verlaagde prijzen.
- met de leeftijd van 1 jaar
- Het 1-jarig kind was zich van geen kwaad bewust.
- Het woord 1-jarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.