enkelvoud meervoud
m v o m/v/o
nominatief че́й чья́ чьё чьи́
genitief чьего́ чье́й чьего́ чьи́х
datief чьему́ чье́й чьему́ чьи́м
accusatief чьего́
че́й
чью́ чьё чьи́х
чьи́
instrumentalis чьём чье́й чьём чьи́ми
locatief чьи́м чье́й чьи́м чьи́х

чьи

  1. vragend meervoud nominatief: waarvan?, wiens?
  2. vragend meervoud accusatief: waarvan?, wiens?
  3. betrekkelijk meervoud nominatief: waarvan, wiens
    «Чеченские женщины, чьи родственники пропали без вести, решили создать собственную ассоциацию.»
    Tsjetsjeense vrouwen waarvan de familieleden gesneuveld zijn zonder aan de oorlogvoering deel te nemen hebben besloten een eigen organisatie op te richten.
  4. betrekkelijk meervoud accusatief: waarvan, wiens