enkelvoud meervoud
nominatief мол мо́лы
genitief мо́ла мо́лов
datief мо́лу мо́лам
accusatief мол мо́лы
instrumentalis мо́лом мо́лами
locatief мо́ле
loc: молу́
мо́лах

мол m

  1. (bouwkunde), (scheepvaart) strekdam, pier, havenhoofd
    « Ломаной дугой втиснулась в берег гавань, отгороженная от моря железобетонным молом
    De haven was in de kust gedrukt and van de zee beschut door een havenhoofd van gewapend beton.

мол

  1. drukt indirecte rede uit: naar verluidt, heet het, wordt er gezegd, zegt men, zei hij, zei ze
    «С помощью такой риторики можно правдать любые зверства, любые преступлеия в украине, например обстрели мирных кварталов мирных городов; мол а чего их там жалеть да они там все такие.[1]»
    Met behulp van dat soort rhetoriek kan alle beestachtigheid, iedere misdaad goedgepraat worden, bijvoorbeeld het beschieten van vredige woningen in vredige steden; waarom, wordt er gezegd, zou je daar medelijden mee moeten hebben, ze zijn daar immers allemaal zo. [d.w.z. Nazis]