• IPA: /zɐˈoɫək/
  • зо-о́-лог
enkelvoud meervoud
nominatief зоо́лог зоо́логи
genitief зоо́лога зоо́логов
datief зоо́логу зоо́логам
accusatief зоо́лога зоо́логов
instrumentalis зоо́логом зоо́логами
locatief зоо́логе зоо́логах

зоолог m

  1. (wetenschap), (beroep) zoöloog, dierkundige
    «Росприроднадзор по СЗФО совместно с зоологами пресек продажу краснокнижной черепахи.»[1]
    In overleg met de zoölogen heeft Rosprirodnadzor [de Russische natuurbescherming] in CZFO [het Noordwestelijk Federaal District] de verkoop van een schildpad die op de rode lijst stond, gestaakt.


  1.   Weblink bron “ (16 augustus 2021)