Naar frequentie 1685
äggs enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     ägg     ägget     ägg     äggen  
  genitief     äggs     äggets     äggs     äggens  

ägg, o

  1. (biologie) ei
  2. (biologie) eicel
  3. (voeding) ei
  4. (scheldwoord) domkop
  • [3]: att knäcka ett ägg
een ei breken / openen
  • [3]: att vispa upp ett ägg
een ei klutsen
  • [3]: kokt ägg
een gekookt ei
  • [3]: stekt ägg
een gebakken ei, een spiegelei
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.