Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwik·gat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwikgat zwikgaten
verkleinwoord zwikgaatje zwikgaatjes

Zelfstandig naamwoord

het zwikgato

  1. (kuiperij) een klein gaatje aangebracht aan de bovenzijde van een vat om er lucht in toe te laten
    • Een zwikgat kun je stoppen met een zwik. 

Gangbaarheid