Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwijg·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwijgzaamheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zwijgzaamheidv

  1. de geneigdheid of gewoonte om te zwijgen
    • Ze stond niet bekend om haar zwijgzaamheid. 
Vertalingen

Gangbaarheid