Nederlands

 
zwemweer
Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·weer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemweer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zwemweero

  1. weer dat geschikt is om in de openlucht te zwemmen
    • We hebben een zonnige week voor de boeg. Vooral woensdag wordt het in veel delen van het land lekker zwemweer. Reden genoeg dus om op een vrije middag de rivier in te duiken. Maar lét op: zwemmen is op veel plaatsen niet alleen levensgevaarlijk, maar ook verboden.[1] 
    • De brug over de Eem bij de Malesluis kan bij zwemweer niet normaal bediend worden. Van de brug af springende en duikende jongeren laten zich niet verjagen, ook niet op momenten dat de brug omhoog of dicht moet.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tubantia Bonne Kerstens 12-JUNI-2017
  2. Tubantia 11-JANUARI-2017