Nederlands

 
het na zwemonderwijs behaalde zwemdiploma
Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemonderwijs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zwemonderwijso

  1. het door leraren overbrengen van vaardigheid in het zwemmen
     Zwemonderwijs is terug van weggeweest in de gemeente Tubbergen. Zeven van de tien basisscholen bieden sinds dit schooljaar weer een vorm van zwemonderwijs aan.[2]
     In Duitsland stelt het zwemonderwijs helaas niet zoveel voor. Van kinderen tot 10 jaar kan de helft niet zwemmen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Schoolzwemmen helemaal terug in gemeente Tubbergen” (7-11-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron “Zwemlerares Maria Gram maakt nieuwe start in Nordhorn” (14-08-2016), Tubantia