Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemdag zwemdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zwemdagm

  1. een dag dat men zwemt
     De zwemvierdaagse vindt dit jaar onder een gunstig gesternte plaats. Zelden was het bij de start zulk mooi weer. Die stralende aanloop was te zien in de kaartverkoop. Al 500 mensen hadden zich vooraf van een kaartje verzekerd. Volgens voorzitter Henk Roosink van het organiserende De Mors, zal dit vermoedelijk naar een record aantal deelnemers leiden. Meer dan 1000 is de verwachting. De laatste zwemdag is vrijdag.[1]
  2. een dag die geschikt is om te zwemmen
     De belangstelling voor de eerste zwemdag was groot. Voor de kassa stond een flinke rij van met name jonge kinderen die wilden gaan zwemmen.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Stralende start zwemvierdaagse” (25-08-2009,), Tubantia
  2.   Weblink bron “Zwembad De Groene Jager weer open” (12-06-2013), Tubantia