Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemclub zwemclubs
verkleinwoord zwemclubje zwemclubjes

Zelfstandig naamwoord

de zwemclubv / m

  1. een (lokale) vereniging ten behoeve van het zwemmen
    • De zwemclub heeft zaterdag een dagje uit. 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be