Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·bad·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwembadpersoneel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zwembadpersoneelo

  1. het personeel dat werkzaam is in een zwembad
    • Het zwembadpersoneel genoot van het goede weer. 

Gangbaarheid