zwembadpersoneel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwem·bad·per·so·neel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zwembad en personeel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwembadpersoneel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het zwembadpersoneel o
- het personeel dat werkzaam is in een zwembad
- Het zwembadpersoneel genoot van het goede weer.
Gangbaarheid
- Het woord zwembadpersoneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.