• zwart·kij·ke·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartkijkerij zwartkijkerijen
verkleinwoord

de zwartkijkerijv

  1. het al te somber zijn
     Aan de vooravond van grote ontwikkelingen past geen zwartkijkerij, maar respect voor mensen die de handen uit de mouwen steken en een mentaliteit van doorzetten tonen.[2]
     Op het eerste gezicht lijkt het wel erg veel zwartkijkerij. Nog geen drie maanden geleden presenteerde de Frans-Nederlandse combi in opperbeste stemming de jaarcijfers, die helemaal zo slecht niet waren, met een operationeel resultaat van ruim 1,4 miljard euro.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Knip: Almeloërs tonen lef” (07-01-2008), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Sander van Mersbergen
    “Kan KLM op eigen benen staan? Vijf prangende kwesties over een moeilijk huwelijk” (08-05-2018), Tubantia