Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwaai·baan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwaaibaan zwaaibanen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zwaaibaanv / m

  1. de baan die een golfstok beschrijft bij het slaan van de golfbal
     Leg het golfhanddoek aan de linkerkant voor de tee neer. Je doel bij de slag: de handdoek niet raken. Raak je de handdoek wel, dan heb je de bal gesneden met een zwaaibaan van buiten naar binnen. Als je de handdoek wilt missen, zal de zwaaibaan vanzelf meer van binnen komen en dat is het recept tegen een slice.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Voorkom sliceballen met deze handdoekdrill”, de groene Amsterdammer