zuurtje
- Geluid: zuurtje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzyrcə / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /zyrtʲə/, /'zyrcə/
- (Limburg): /'zyːr.cə/
- zuur·tje
- In de betekenis van ‘snoep om op te zuigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1898 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | zuurtje | zuurtjes |
het zuurtje o dim. tant.
- een enigszins zuur smakend snoepgoed
- Lust je een zuurtje?
het zuurtje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zuur
- Het woord zuurtje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuurtje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zuurtje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be