zusterloos
- Geluid: zusterloos (hulp, bestand)
- zus·ter·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zusterloos | zusterlozer | zusterloost |
verbogen | zusterloze | zusterlozere | zusterlooste |
partitief | zusterloos | zusterlozers | - |
zusterloos
- zonder zuster
- Hoewel zij 10 broers had was zij verdrietig omdat hij zusterloos was.
- Het woord 'zusterloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.