Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zuid·oe·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zuidoever zuidoevers
verkleinwoord zuidoevertje zuidoevertjes

Zelfstandig naamwoord

de zuidoeverm

  1. de waterkant die ten zuiden ligt
    • Vooral de zuidoever werd zwaar getroffen door de plotselinge vloedgolf. 

Gangbaarheid