zowel … als …

  • zo·wel … als …

zowel … als …

  1. … en …; … en in gelijke mate …
    • Deze weg is bedoeld voor zowel fietsen als auto's. 
  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “25.11 Nevenschikking met de reeksvormer zowel-als” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)