Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zout·ge·bruik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoutgebruik
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zoutgebruiko

  1. de hoeveelheid zout die men gebruikt
    • Het zoutgebruik gebruik van de gemiddelde Nederlander is veel hoger dan gezond is. 
    • Bij een te hoog zoutgebruik is de kans op hogebloeddruk verhoogd. 

Gangbaarheid