• zou·te·loos·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord zouteloosheid zouteloosheden
verkleinwoord

de zouteloosheidv

  1. het zouteloos zijn
    • De zouteloosheid van zijn grapjes werd niet door iedereen gewaardeerd. 
  1. flauwigheid, geesteloosheid