• gees·te·loos·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord geesteloosheid geesteloosheden
verkleinwoord

de geesteloosheidv

  1. het geesteloos zijn
    • Na het gebruiken van drugs denken gebruikers een geestverruiming mee te maken, maar dat is niet zo ze verwarren het met geesteloosheid. 
  2. flauwe grap
    • Dat was helemaal niet een gevatte grap het was een geesteloosheid. 
  1. [2] flauwiteit