geesteloosheid
- gees·te·loos·heid
- afgeleid van geesteloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geesteloosheid | geesteloosheden |
verkleinwoord |
de geesteloosheid v
- het geesteloos zijn
- Na het gebruiken van drugs denken gebruikers een geestverruiming mee te maken, maar dat is niet zo ze verwarren het met geesteloosheid.
- flauwe grap
- Dat was helemaal niet een gevatte grap het was een geesteloosheid.
- [2] flauwiteit
- Het woord geesteloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.