Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zorg·dra·gend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zorgdragend
verbogen zorgdragende
partitief zorgdragends

Bijvoeglijk naamwoord

zorgdragend

  1. goed passend op wat aan iemands zorg toevertrouwd is.
    • De zorgdragende hulpverlener deed zijn werk opperbest. 

Gangbaarheid