zorgcoördinator
- zorg·co·or·di·na·tor
- samenstelling van zorg en coördinator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zorgcoördinator | zorgcoördinators zorgcoördinatoren |
verkleinwoord | zorgcoördinatortje | zorgcoördinatortjes |
de zorgcoördinator m
- (beroep) een coördinator die de zorg coördineert.
- De zorgcoördinator regelde de zorgbehoefte in zijn regio.
- Het woord zorgcoördinator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.