Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zooi·koorts
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zooikoorts
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zooikoortsv / m

  1. een fictieve ziekte, danwel benaming voor het overmatig streven naar bezit en bezigheden

Gangbaarheid