zonwerend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zon·we·rend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zon en werend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zonwerend | zonwerender | zonwerendst |
verbogen | zonwerende | zonwerendere | zonwerendste |
partitief | zonwerends | zonwerenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zonwerend [1]
- de straling van de zon tegenhoudend
- Op verzoek haalt de slager op de hoek het zonwerende doek weg dat hij voor de halfronde raampartij heeft hangen; zo hebben we beter zicht op de bijna wulpse belijning. Je zou denken dat de slager — de enige nog in de Hoek — blij is met zijn bijzondere onderkomen, maar „’s winters is het te koud, dat ronde glas, en ’s zomers te heet.” De vrouw van de slager: „We zouden die zuil midden in de winkel wel willen weghalen, maar je mag hier niets veranderen.” [2]
Gangbaarheid
- Het woord zonwerend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zonwerend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Frank van Dijl 24 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be