• zon·dert af
vervoeging van
afzonderen

zondert af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzonderen
    • Jij zondert af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzonderen
    • Hij zondert af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afzonderen
    • Zondert af!