Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·de·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zondeloosheid zondeloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zondeloosheidv

  1. het zondeloos zijn
    • De zondeloosheid van jonge kinderen was niet altijd vanzelfsprekend. 
Synoniemen
  1. schuldeloosheid

Gangbaarheid