Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·be·sche·nen
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zonbeschenen
verbogen
partitief zonbeschenens

Bijvoeglijk naamwoord

zonbeschenen

  1. blootgesteld aan de (felle) zon
    • Het zonbeschenen terras was weer snel opgedroogd, maar het grasveld dat in de schaduw lag, bleef nog lang nat. 

Gangbaarheid