1. Wachtenden met tent bij een elektronicazaak voor het begin van de zomeropruiming in 1978.
  • zo·mer·op·rui·ming
enkelvoud meervoud
naamwoord zomeropruiming zomeropruimingen
verkleinwoord - -

de zomeropruimingv

  1. verkoop tegen verlaagde prijzen vanaf eind juni van kleding en andere modegevoelige artikelen om plaats te maken voor een nieuwe collectie voor het komend seizoen
     In Frankrijk mogen winkeliers maar twee keer per jaar, steeds vijf weken lang, uitverkoop houden. De zomeropruiming begon gisteren.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marjolein Kooyman
    “Hier neem je voor vrij” (25 juni 2009) op nrc.nl