• zit·tings·jaar
enkelvoud meervoud
naamwoord zittingsjaar zittingsjaren
verkleinwoord

het zittingsjaaro

  1. jaar dat iemand deel uitmaakt van een college of raad
  2. jaar dat een college of raad bij elkaar komt
     Jeremic zit het komende zittingsjaar de Algemene Vergadering van de VN voor. Hij zei te hopen dat er tijdens zijn mandaat geen verzoek komt om Kosovo toe te laten.[2]
     Nederland en Italië hebben in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties voorgesteld dat ze de nog beschikbare zetel in de VN-Veiligheidsraad gaan delen. In het voorstel bezet Italië de zetel in het zittingsjaar 2017. In 2018 neemt Nederland die plek in.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Kosovo wordt slechts over mijn lijk VN-lid'” (08 nov. 2012), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “Italië en Nederland willen termijn VN-zetel delen” (28-06-2016), NOS