zittingsjaar
- zit·tings·jaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zittingsjaar | zittingsjaren |
verkleinwoord |
het zittingsjaar o
- jaar dat iemand deel uitmaakt van een college of raad
- jaar dat een college of raad bij elkaar komt
- ▸ Jeremic zit het komende zittingsjaar de Algemene Vergadering van de VN voor. Hij zei te hopen dat er tijdens zijn mandaat geen verzoek komt om Kosovo toe te laten.[2]
- ▸ Nederland en Italië hebben in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties voorgesteld dat ze de nog beschikbare zetel in de VN-Veiligheidsraad gaan delen. In het voorstel bezet Italië de zetel in het zittingsjaar 2017. In 2018 neemt Nederland die plek in.[3]
- Het woord zittingsjaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “'Kosovo wordt slechts over mijn lijk VN-lid'” (08 nov. 2012), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “Italië en Nederland willen termijn VN-zetel delen” (28-06-2016), NOS