Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zit·ten·de
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

zittende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zittend

Werkwoord

vervoeging van: zitten
verbogen vorm: zittendee

zittende

  1. verbogen vorm van zittend, het onvoltooid deelwoord van zitten
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een vliegende vogel heeft altijd meer dan een zittende
iemand die veel buitenkomt krijgt altijd meer dan iemand die thuis blijft zitten