zitruimte
- zit·ruim·te
- samenstelling van zitten ww en ruimte zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitruimte | zitruimtes zitruimten |
verkleinwoord |
de zitruimte v
- een deel van een gebouw waar men kan zitten
- Zo is volgens het rapport de all-inclusive safaritent met echte bedden, houtkachel en zitruimte gewild. „Of de combi van bungalow met keuken en badkamer op de begaande grond en slaaptenten op het dak in de open lucht. Caravans en vouwwagens zijn niet weg te branden bij Nederlandse kampeerders. En er rijden in ons land al 100.000 campers rond.”[1]
- de ruimte die men heeft om te zitten (in bijvoorbeeld een trein of vliegtuig)
- Volgens Carla Isselmann raken luchtreizigers tegenwoordig gestresst door lange rijen, onbeleefde veiligheidscontroleurs en te weinig zitruimte. "Reizen is tegenwoordig een regelrechte ramp. Ongelukken kunnen niet uitblijven", denkt Isselmann.[2]
- Het woord zitruimte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zitruimte" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ de Telegraaf PAUL ELDERING 23 nov. 2017
- ↑ de Telegraaf 08 jan. 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be