• zins·volg·or·de
enkelvoud meervoud
naamwoord zinsvolgorde zinsvolgordes
zinsvolgorden
verkleinwoord

de zinsvolgordev / m

  1. (taalkunde) de volgorde van de woorden binnen een zin
     Ook de structuur van de taal, de zinsvolgorde, lijkt meer op het Fries. In het Nederlands zeg je: „had laten liggen.” In het Bildts en in het Fries is het ”lêge laten hadden.””[1]
     "Dat je de zinsvolgorde kunt veranderen en tóch een goede zin kunt maken. Het gaat om bewustwording, ook bij schrijven. Snap je wel wat je hebt opgeschreven? Sla je niet denkstappen over?[2]
  2. de volgorde van zinnen in een tekst
     Zodra Iran iets tegen ons onderneemt, zijn wij voorbereid om op gepaste wijze te reageren, sprak minister Pompeo zondag. Maar oorlog is niet ons doel. Hopelijk is de zinsvolgorde van de bewindsman veelzeggend. En zijn de Amerikaanse militaire manoeuvres inderdaad louter voorzorgsmaatregelen.[3]


  1.   Weblink bron
    Gijsbert Wolvers
    “„Het Bildts gaat steeds meer op het Nederlands lijken”” (10-12-2013), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Nederlands is saai. Hoe kan het beter?” (21-01-2016), NOS
  3.   Weblink bron “Oorlog met Iran is geen doel” (13-05-2019), Reformatorisch Dagblad