• zink·mijn
enkelvoud meervoud
naamwoord zinkmijn zinkmijnen
verkleinwoord

de zinkmijnv / m

  1. (mijnbouw) plaats waar men zinkerts opdelft
     Toen aan de carrière van Napoleon in Waterloo een einde kwam en zijn rijk moest worden herverdeeld, werden Nederland en Pruisen het maar niet eens over dit glooiende landschap vol bos en grasland. De inzet? De grootste zinkmijn van Europa, in het huidige Kelmis.[2]
     De lood-, zilver- en zinkmijnen van Tarnowkie Gory zijn beroemd door hun drie eeuwen oude ondergrondse watersysteem waar het water permanent moest worden opgepompt om ervoor te zorgen dat de mijnen niet onderliepen. Dat water werd getransporteerd naar steden in industrieën in de buurt.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dirk Wijnand de Jong
    “Neutraal Moresnet: het voormalige vierlandenpunt” (11-01-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “De nieuwste Werelderfgoederen” (10 jul. 2017), De Telegraaf